De Wet financiering decentrale overheden (Fido) geeft gemeenten en andere decentrale overheden richtlijnen voor hun kredietwaardigheid en positie op de financiële markten. Een gezonde financiering staat hierbij centraal. De wet geeft 2 concrete richtlijnen: de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Het doel is om te voorkomen dat de leningportefeuille te gevoelig is voor rentefluctuaties.
Renterisiconorm
Hoeveel lossen we af op leningen? Verandert de rente op leningen? Dat bepaalt het risico op opgenomen leningen. De norm (20% van het begrotingstotaal) is in deze programmabegroting € 17 miljoen. Op basis van de leningportefeuille blijven we met € 16 miljoen ruim onder die norm. Dit komt vooral doordat we relatief weinig vreemd vermogen (schulden) hebben en daardoor lage aflossingsverplichtingen hebben. Daarnaast hebben onze opgenomen leningen een vast rentepercentage voor de hele looptijd.
Kasgeldlimiet
Om een grens te stellen aan het gebruik van kortetermijnfinanciering is de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet (8,5% van het begrotingstotaal) is in deze programmabegroting € 7,3 miljoen. Dit betekent dat we maximaal voor € 7,3 miljoen met kortlopende leningen kunnen financieren.
Financieringsbehoefte
In de financiële begroting staat de balansprognose (3.3.2). Hierin zit ook de verwerking van het investeringsplan voor vervangingen, de Investeringsagenda en het gebruik van reserves en voorzieningen. Vanaf 2021 lopen de investeringen voor de Investeringsagenda. Dit zijn investeringen op het gebied van onderwijs, sport, leefbaarheid en reconstructies bedrijventerreinen. Die investeringen leiden tot een financieringsbehoefte van ruim € 32 miljoen in 2025. De financieringsbehoefte vangen we op met kortlopende financieringsmiddelen (tot € 7,3 miljoen) en langlopende leningen die we afsluiten. In het investeringsplan en de Investeringsagenda hebben we rekening gehouden met de financieringslasten.